Diana Ozon | 28 September 2010Old Skool
In 1977 schrijf ik voor het eerst met viltstift op de openbare weg: Koecrandt op een lantarenpaal in Amsterdam. Ik weet dat het niet mag maar het doel reclame te maken voor mijn eigen krant is belangrijker dan een eventuele straf.
Eind jaren 70 is er massale werkloosheid, vooral onder de jeugd. Ook de woningnood is gigantisch. Vanuit deze uitzichtloze toekomstperspectieven ontstaan Punk en New Wave in grote steden. Verveling heerst alom en jongeren bouwen hun eigen wereld. Ze kraken gebouwen, beginnen bandjes, richten clubs op en fotokopiëren eigen tijdschriften.
Tegelijkertijd ligt er een fotoboek van de Amerikaan Norman Mailer in de boekendump, Watching my name go by, vol foto’s van merktekens en namen die gespoten zijn op de New Yorkse metro.
Met inspiratie uit dat boek en de kennis van gangbare Amsterdamse graffiti uit de jaren 60 en 70 gaan jonge punks de straat op met viltstift en spuitbus. Er is geen vooropgezet plan anders dan onze eigen punkrockcultuur te plaatsen in het onpersoonlijke straatbeeld.
In de Sarphatistraat in Amsterdam zijn een paar panden gekraakt waarin punkbandjes repeteren en punkkrant De Koecrandt gemaakt wordt. Ik zit samen met o.a. Hugo Kaagman in de redactie. Op de openbare ruimte maken we reclame voor ons blad.
Veel punks doen niet anders: zetten tijdens wandelingen tags, losse kreten en cartoons om te laten weten wat er bij ze leeft. Er ontstaat een spoor naar Paradiso van waaruit het in het Vondelpark onder de brug weer opduikt en bij het openluchtpodium. Ook gaat het graffitispoor naar andere punkpanden en zaken die voor punks interessant zijn. Een netwerk van eerst nog spaarzame maar snel veelvuldige graffiti ontstaat.
In begin 1978 kom ik Ivar Vics, mijn oude vriend en buurjongen tegen in de kantine van het Stedelijk Museum. Hij haalt een viltstift uit zijn jaszak en zet op de blanco muur onder de wandschildering van Karel Appel naast diens handtekening Dr. Rat: `Kijk, zo noem ik mij tegenwoordig’. Hugo en ik nodigen Ivar uit de redactie te komen versterken.
Ivar stelt voor in de kelder van ons pand een punkclub te beginnen. Een naam heeft hij al bedacht en schrijft met stift op Hugo’s tv DDT 666. Vervolgens graait hij onze spuitbussen mee en begint de club vast te decoreren met punkkreten in grote letters.
Op straat maakt hij metersbreed reclame voor de bands die er spelen: ½ 2 en Lulu Rox. Bezoekers komen via mond tot mondreclame en via fanzines uit het hele land. Het graffitispoor gaat nu ook vanuit de hoofdstedelijke stations naar de Sarphatistraat. Zo sluit de graffiti aan op die al in de woonplaatsen van de punks elders in het land is ontstaan. Hugo en ik besluiten een Grand Prix du Graffiti uit te reiken. We noteren alle graffiti op straat en kiezen de origineelste, meest gevarieerde en beste. Die ontvangt De Gouden Spuitbus: een gewone spuitbus goudverf. De prijs gaat naar Ivar voor zijn werk als ondermeer Dr. Rat
In 1979 openden Hugo en ik Gallerie Anus (drukwerken) waar hij met zijn sjablonen aan de lopende band nieuwe afbeeldingen maakt voor T-shirts, jekkies, tassen, muren, skateboards en noem maar op. In de galerie komen alle punk-graffitiërs samen waaronder Dr. Rat, Amarillo, Vendex, De Zoot, InfeXion, Kreng en N-Power. Ook skaters en ‘gewone’ jongeren gebruiken de galerie als hun graffiti hang-out. Geoefend wordt er op losse kladblaadjes en de muren van de galerie. Lettertypes worden bestudeerd en zelf ontworpen: de tekst en typografie moet imponeren. We verenigen ons in de ENGB, de Eerste Nederlandse Graffiti Bond. Na een ingezonden brief van mij aan Het Parool ontdekt de pers de verzamelplaats en krijgt het fenomeen dankzij een mediahype landelijke en internationale bekendheid. De 2e Grand Prix du Graffiti wordt overhandigd aan N-Power. De galerie exposeert vellen papier met graffiti in Museum Fodor tijdens de tentoonstelling Tutti Frutti. Om het werk te voltooien gaan de graffitischrijvers en tekenaars tijdens de opening buiten het papier verder op de muren van het museum.
Iedereen schrijft over elkaar heen zoals in Mailers boek ook te zien was, er is nog geen graffiti-etiquette. De muren van de galerie zijn inmiddels al lang vol. We gebruiken een ondergronds voetgangerstunnelstelsel onder het Meester Visserplein als dependance en graffitimuseum. Die functie zal het, zelfs lang nadat Anus is gesloten, behouden tot het in gebruik genomen wordt als kinderspeelcentrum TunFun.
Op straat zijn ondertussen ook nog andere groeperingen bezig met graffiti waaronder de jonge beeldend kunstenaar Erik Hobijn. Hij schildert met blokkwast en witkalk SKG, Stads Kunst Guerrilla, waar Ivar aansluiting bij vindt. Ivar gaat naar de kunstacademie om zijn stijl te vervolmaken maar overlijd in 1981 op 21 jarige leeftijd. Op dat moment heeft hij in graffitikringen al de heldenstatus bereikt en zal gedurende de volgende decennia uitgroeien tot een mythisch cultfenomeen.
Na zijn dood is de lol van straatgraffiti een beetje getemperd hoewel scholieren de kunst hebben overgenomen. Die uitten zich vooral in het veelschrijven van hun schuilnaam in een zelfontworpen beeldmerk.
Onder die jongeren staat een nieuwe generatie graffitiërs op in de hiphop- en skate-scene. Ze zijn geïnspireerd door Amerikaanse stijlmeesters die in Nederland exposeren. Vergeleken bij de nieuwe generatie was, met uitzondering van die van Hugo Kaagman en Ivar Vics, de punkgraffiti nog kinderspel.
Voorwoord Diana Ozon van Alter Ego, fotocatalogus Melissa Scholten 2010
Zie ook alhier Graffiticanon van Nederland