Diana Ozon | 08 April 2004Becquerelmeter
"Becquerelmeter", is het eerste woord waaraan ik denk bij de zeventienjarige herdenking van Tsjernobyl. Mijn taal is erdoor verrijkt en ikzelf ook. In mij zit sinds 1986 Cesium-137. Het is een stukje van mij geworden dat bewijst dat ik Europeaan ben. Zoals dat ook een geografisch identificatiekenmerk was bij een onbekende dode in Australië. Niet dat ik mij graag Europeaan wil voelen maar Tjernobyl heeft dat fysiek laten vastleggen. Ineens werd ik bewuste bewoner van een streek op de grenzenloze Aarde.
Voor de wind van het weerkaartje woon ik niet ver weg. Het waaide met de wolken en streek neer op akkers. Oogsten werden doorgedraaid en veestapels vernietigd. Rendieren in Scandinavië, Spinazie in Italië, paddestoelen in Duitsland maar ook in Nederland, in België, Groot-Brittannië, in West-, Noord-, Zuid- en in het Oost-Europa. Overal vloeide de melk de riolen in en werden groenten als chemisch afval naar verwerkingsfabrieken gebracht. Zo degelijk ging het althans in mijn herinnering maar ook werd er gesjoemeld. Zo zou volgens kwade tongen besmette spinazie stiekem in de pasta verde zijn verwerkt. De meest oplettende consumenten liepen met stralingsmeters, geigertellers of bequerelmeters langs de supermarktschappen. De militaire dumphandels waren in een flits uitverkocht. Zelfs gasmaskers vonden ineens gretig aftrek. Een kortstondige hysterie heerste.
Ik keek achter gesloten ruiten naar buiten. De lucht was onbetrouwbaar. De tocht streek tussen de sponningen door langs mijn gezicht. Waarschijnlijk herinner ik mij dat omdat er welhaast tranen over mijn wangen moeten hebben gelopen. Meer dan ooit voelde ik door die onstopbare windvlaag de schijnveiligheid van een huis. Het maar moeten vertrouwen dat het goed zit met eerste behoeften: licht, lucht, water, eten en een dak boven het hoofd. Ik had het allemaal en toch zat het niet goed. En ik wist, nu dit gebeurd was, dat het ook nooit meer goed zou komen. Dat waar altijd voor was gewaarschuwd was gebeurd.
Ik ben een kind van het atoomtijdperk en de Koude Oorlog en verwachtte altijd aan de horizon op zekere dag die beruchte paddestoel. Nu was de bom gebarsten en er bleek niets te zien en niks te horen. Het waren grauwe dagen en de vogels floten vanwege de lente.
Mijn moeder huilde met mij aan de telefoon: "en dat in vredestijd". Ze zei dat ze alle vogels naar binnen zou willen roepen om te wachten tot het ergste voorbij was. Ik zag voor mij hoe ze samen met de merels, mussen, mezen, het roodborstje en de reiger en een stel brutale kauwtjes in de huiskamer met angstige ogen het journaal zouden volgen. Ik op mijn beurt zou haar onder mijn vleugels willen nemen en troosten. Ik had gewild dat zij en de vogels en iedereen en alles zo klein waren dat ik ze kon beschermen tegen alles. Maar ik voelde mij zelf zo nietig en machteloos tegenover deze kernramp.
Meer dan ooit zijn de microkosmos van het atoom en de macrokosmos van de Aarde duidelijk één geheel. De mensen zijn net als de atomen stof in de eeuwigheid. We zijn tot goede dingen in staat en tot slechte.
Mij hebben deze overpeinzingen een paar nare gedichten opgeleverd. Gedichten die niet mooi zijn, geen hoop geven maar rampzalig aflopen. Verbitterde gedichten. Tsjernobyl heeft op alles invloed gehad zelfs op de poëzie.
Column geschreven voor lezing op de Tsjernobylherdenking 26 april 2003 in filmhuis Cavia, Amsterdam.
Gepubliceerd in het online tijdschrift Bitterkruid waarin ook twee gedichten zijn opgenomen.
Hergepubliceerd in Ravage
Zie ook: STOP KERNENERGIE - Tsjernobyl herdenking