Diana Ozon | 30 Maart 2006De 26e Nacht van de Poëzie

Liters water gedronken en mij niet laten afleiden van mijn doel. Ik houd, ondanks de zelfopgelegde rust, meer van rondlopen en op die manier onder de mensen zijn dan van ergens te gaan zitten. Bewegen houd mij geestelijk en lichamelijk wakker. Door dit gedrag maak ik vele kilometers op literaire avonden en ook als dichtdocent in klassen. Deze avond en nacht gingen niet anders. Naar de lezingen van collega’s op De Nacht' heb ik staan kijken. Zitten is gevaarlijk gezapig. Ook die dichters zetten hun beste beentje voor en dat wil ik zoveel mogelijk meemaken.
Heerlijk was het de vertrouwde stemmen van Ed Leeflang, Jan Eijkelboom en Anton Korteweg te horen. Dat hier de poëzie aan het woord was kon mij niet meer ontgaan.
Ik zocht een discrete ingang naar de zaal. Mijn eigen optreden zou nog wel even wachten. Via monitoren waren de optredens ook achter het podium goed te volgen maar de wetenschap dat iemand vlakbij staat op te treden geeft mij de behoefte het helemaal live mee te maken. De zaal heeft zijn eigen magie.
F. Starik nam het spreekgestoelte als hield hij de meest bezochte eenzame uitvaart ooit. Langzaam, in gunstige zin, begint hij zelf op een 'kraai' te lijken. Hij heeft iets van een bevlogen predikant gekregen en sprak zinnen die mij even klein maakte: kon ik maar zo verwoorden.
Joost Zwagerman was onverwacht weer de performer: daar stond een Maximaal. Onomwonden verklaarde hij het spreekkunstwerk tot pisbak en pakte de staande microfoon. Zijn teksten uit Roeshoofd Hemelt zijn schokkend maar klonken uit zijn mond normaal: hier sprak de tijdgeest.
Het was dan ook voor mij de nacht van de veertigers. Menno Wigman, aanstaande oktober 40, bracht als vervanger van Anton Korteweg de presentaties met een souplesse alsof hij dit al jaren deed. Bij navraag achteraf bleek hij alleen in de inrichting waar hij afgelopen jaar Poet in Residence was, eerder te hebben gepresenteerd. Dat was nergens aan te merken.
De debutanten namen ruim hun tijd. Ik zie dat, in tegenstelling tot sommige anderen, hooguit als een jeugdzonde. Voortaan zullen ze hun te lezen werk vast vooraf gaan 'klokken'.
Peggy Verzett hoorde ik al eerder optreden tijdens Dichters Dinsdag op De Kring. Deze keer kwamen haar dadaïstische woordcombinaties beter naar voren. Ze was minder ingetogen.
Eva Cox kende ik alleen van naam en faam en zij was onverwacht bedeest voor de podiumartiest die ik, bevooroordeeld als ik was door internet, had verwacht te zullen horen.
Liesbeth Lagemaat maakte haar divaschap waar: ze had haar optreden piekfijn voorbereid en zich verzorgd tot ze leek op een camee. Ik zag een levende dichteres zoals ik mij die voorstel uit de tijd van Sarah Bernard.
De jonge componist en dirigent Micha Hamel die mij backstage op de perfecte akoestiek van Vredenburg had gewezen en die het speet dat ze de zaal willen verbouwen was verassend goed.
Altijd heerlijk op een mij nog onbekend talent te stuiten.
Vredenburg is gebouwd in een honingraatsysteem volgens 'organische architectuur’ legde Mathilde uit. We prezen de eerlijke vorm van kaal beton en multiplex: een monument uit de jaren zeventig. Gewoon laten zien waaruit een gebouw wordt opgetrokken en geen versluierende opsmuk. Het werd gebouwd in een tijd van hoogconjunctuur: men hoefde zich niet groter voor te doen dan men was. Jammer dat dit gedachtegoed binnen de architectuur nu besmuikt wordt afgedaan als lelijk. Het tapijtrijke glas en chroom van de Stopera in Amsterdam bijvoorbeeld: luxe tijdens economische teruggang had die zaal met de beste wil van de wereld geen goed geluid gegeven. Akoestiek is ook het hele gebouw om de zaal heen: de luchtvochtigheid en talloze andere details. Als je zo’n hol weet te creëren: wees er dan zuinig op. Hoe het eruit ziet is bijzaak. Zodra het zaallicht uitgaat, is het gebodene toch het enige dat telt.
We spraken dit alles in de rookkamer. Een met alle brandalarm en doof- en blusmiddelen uitgeruste vrij kale ruimte die blauw stond van de rook als betrof het een special effect voor MTV. Daar pufte ook Gerrit Kouwenaar uit van zijn voordracht die ik had gemist. Vanwege mijn late optreedtijdstip had ik gedurende de aanvangsuren gewijd aan het slowfood in het naburige lekkere Chinese restaurant Het Paradijs. Het is ook onmogelijk alle lezingen bij te wonen en dan als een na laatste aan het einde van zeven uur poëzie zelf nog fris de zaal tegemoet te treden. Ik grasduinde dus wat.
Vanuit die rookkamer ving ik een onbedaarlijk gelach op uit de zaal: Ivo de Wijs stond op de planken! Nadat ik een der doofmiddelen had gebruikt kwam ik hem in de gang alweer tegen: vers van het podium. Ik besloot maar weer eens een rondje te maken en alles te halen uit het aangebodene. Rust roest en ik had voor mijn gevoel nog uren de tijd voor mijn optreden. De nacht was NU. Morgen zou het voorbij zijn.
De boekenmarkt ben ik een paar keer over gelopen en heel Vredenburg rond geweest om te zien wat er zoal was.
Een aantal standhouders lokte klanten met schaaltjes snoep. Juist bij hun leek het rustiger. Dringen was het bij de handelaren in poëziegadgets. Signerende dichters stonden ook in goede belangstelling. Leuk was de tweedehands boekenmarkt waar de mensen met schuin gebogen hoofden langs de kasten met rugtitels trokken.
Passage had een werkelijk vorstelijke plaats in een zaaltje. Anton Scheepstra kon staande vanaf een bordes het hele marktsegment overzien. Naast hem staand zag ik niet alleen zijn uitgaven waaronder goed in beeld gezette bundels Bronwater, maar ook zijn buren van antiquariaat en webwinkel Demodokos van Tom en Marijke Hoebé die onder andere mijn eerdere werk aanboden. Het snel slinkende stapeltje handgeschepte, handgezette, genummerde en gesigneerde posters met gedichten met mijn gedicht Kussen blijkt een van hun verkoophits. Voor Passage zat de stand van Gerard Beentjes met de braillebundel Ben ik gezien die de braille-uitvoering van mijn gedicht Werk had opengeslagen. Naast hem lag de Kunstvaarroute van Pieter Quelle met mijn gedicht Waternimf. Ik overzag het geheel en het voelde goed. Ik had afgelopen jaar niet stil gezeten en fantastische mensen staan achter mijn werk.
De VPRO nam een interview af over hoe deze nacht te overleven als laat optredende dichter. 'Door een middagdutje te doen,' antwoordde ik braaf en besloot niet te vermelden dat ik in smartshop een energiebooster had aangeschaft die zonder space bijeffecten ook studenten tijdens het eindexamen van dienst is. Een mengsel van guarana, cafeïne en ginseng. Een paar dagen eerder had ik het middel uitgetest voor ik in slaap viel en had nog amper een uurtje extra kunnen werken. Slaap komt onvermijdelijk wanneer men moe is: extra slaap voorafgaande aan De Nacht' was de werkelijke overlevingsstrategie. Het leek mij de zinnigste tip aan de luisteraar die ook eens een nacht moet opblijven.
Tussendoor zei de journaliste dat er een spinnetje over mij kroop. Ik zag het ter hoogte van mijn hart mijn jasje in kruipen. 'Mijn geboortedier,' riep ik uit. 'Even het interview stoppen: ik ga hem in een plantenbak zetten'. Ik zag het diertje als een gunstig teken voor mijn geduld: tijdens mijn geboorte heeft mijn moeder een halve dag gekeken hoe een spin een web weefde. Het insect was de enige die haar door de barensweeën heen hielp. Ik zei er niets over maar Mathilde die het interview fotografeerde knikte mij met een van dit alles op de hoogte zijnde blik toe.
De rest van het interview pakte ik de draad weer op over de rol van muziek in de poëzie.
Chris van Houts maakte van de optredende dichters fotoportretten. Ik moest in zijn speciaal voor De Nacht van de Poëzie ingerichte studio een woord uit een voor te lezen gedicht op een blaadje schrijven en koos voor 'Water'. Zo'n vipfotosessie houdt de sfeer erin. Bovendien kon ik daartoe vast de finesses in mijn schmink aanbrengen.
Liesbeth Lagemaat had een kleedkamer voor de dichters aangevraagd. Daardoor had ik tussendoor ook wat echte rust. Ze vroeg mij of ik net als zij zonder spreekgestoelte wilde optreden. Ik was inderdaad niet van plan mij te laten afdekken en dacht er naast te gaan staan. Dat het gevaarte per dichter kon worden weggehaald of teruggezet had ik niet bedacht en heb dit vervolgens meteen geregeld.
De lezingen van Vrouwkje Tuinman, H.C. ten Berge en Peter Holvoet Hanssen heb ik door hun vroege tijdstip in de programmering helaas gemist. De muzikale entr'actes Esther Apituley en Rië Tanaka gingen zo eveneens aan mij voorbij. Gedurende de voordrachten stond het gangetje achter de podiumdeur vol muziekinstrumenten en bladmuziekstandaards van respectievelijk The Jazz Juniors, Mist, De Volharding, Les Grandes Gueules, Daya Kurtz en Rood & Nighthawkes at the dinner. Een steeds wisselend stilleven waarvan het gebruik door het gebouw klonk. Ook Pieter Boskma, Gerrit Kouwenaar, Tsjêbbe Hettinga, Charles Ducal, Esther Jansma en Geer Buelens hoorde ik indirect in de wandelgangen. Tijdens Thomas Möhlmann’s voordracht stond ik zelf in de startblokken.
Eindelijk was het zo ver. Ik kreeg een richtmicrofoon, het kathederkunstwerk werd weggerold, onderaan de trap naar het podium voelde ik mij een gladiator die de arena ging betreden. Piet Piryns leidde in door te vertellen hoe ik, afkomstig uit de punk- en kraakbeweging (ergens op een balkon bovenin de zaal klappen en juichten meteen een paar mensen) meer dan 20 jaar geleden op De Nacht van de Poëzie optrad met mijn zelfgestencilde bundels. Hij vertelde dat ik sindsdien succesvol was geworden, het een tijd rond mij stil was geweest maar er nu een nieuwe bundel Bronwater bij Passage was verschenen en ze mij daarom weer hadden uitgenodigd. Hij verkondigde dat ik over mijn volkstuin Nut en Genoegen dichtte, wat lachers in het publiek gaf, maar in mijn gedichten ook volharde in maatschappelijke stellingname. Ook dat werd weer instemmend vanuit het gezien het late tijdstip inmiddels vooral jongere publiek begroet. Piryns had zijn praatje goed voorbereid en liet zich door het nachtelijke uur niet haasten. Volgens hem was ik niet te stuitten en hij citeerde uit een oud interview hoe 'ik bij mijn geboorte in een toverketel speed ben gevallen'. Tot slot meldde hij dat ik een kruising was van Blondie en Simon Vinkenoog en daverde mijn naam.
In het applaus liep ik naar het gemarkeerde punt op de podiumvloer, keek ter begroeting de zaal aan tot in de hoogste regionen terwijl ik de mouwen van mijn colbert opstroopte en deed als stemtest voor die zendmicrofoon en bevestiging van de voorafgaande aankondiging kalmaan het titelgedicht Bronwater. Dit kalm uitgesproken gedichtje was niet wat het publiek had verwacht. Een enkeling constateerde traag dat 'alles keert terug' de pointe was en reageerde alsnog.
Daarna stroomde ik rustig ritmisch en in verstaanbaar up-tempo het gedicht Water de zaal in. Lettend op de melodie van mijn stem en uit het hoofd. Mijn bundel hing slechts als talisman en reclamestatement in de hand. De voordracht werd goed ontvangen. Ik had de zaal wakker gespoeld en kon zonder verdere vrees mijn programma doen.
Met de wetenschap dat ik het gehoor had deed ik drie gedichten over mijn in de bergen verdwenen buurman. Met moeite hield ik mijn stem goed want al lezend was ik teruggekeerd naar het exacte moment van de verdwijning zelf en als toen nu opnieuw overspoeld door in te houden verdriet om kordaat te blijven optreden. Tussen die drie gedichten werd er hier en daar door het publiek zachtjes gefluisterd en met een her en der geroepen 'mooi' en alweer applaus was ook in mijn optreden de dood aanwezig.
Versmaad, als niet eerder gepubliceerd gedicht afgedrukt in de speciale bloemlezing van De Nacht', ken ik grotendeels uit mijn hoofd en ik kon daardoor op de zaal blijven spelen. Ook dit gedicht, uit mijn toekomstige bundel bij Passage meldde ik, werd gewaardeerd. Verder had ik niets toe te voegen aan mijn poëzie en liet de gedichten voor zich spreken.
Van Water en Sneeuw in de stad ging ik over naar het urbane gedeelte van het optreden. Het gedicht Laser zette het moment in de aankondiging waar te maken door mijzelf als performer te profileren: uit het hoofd, vrij bewegend, op de zaal gericht en met de lol van weer in die fantastische akoestiek mij ten volle te kunnen geven.
Vooraan het podium zag ik Mathilde door de camera loeren. Op tweede het balkon middenvoor weerspiegelde het glas van de regiekamer de podiumprojectie van mijn hoofd. Ik had Vredenburg voor mijn 'minutes of fame' maar vooral voor wat ik te melden had.
Ik meldde geen Ozon te hebben geheten zonder Graffiti, weer klapten een paar mensen spontaan die waarschijnlijk tot de jongste behoorde. Inmiddels waren we met mijn gedichten diep aan de straatkant van stad en ik kondigde mijn laatste gedicht aan. Gemor klonk en gezuchte kreten van spijt werden geslaakt rondom mij.
Ik verklaarde dat het moment van het statement met stellingname was wat ik als wezenlijkste te melden had op dit moment. 'Geen illegalen' zei ik op een toon die elke keer weer een gehoor even doodstil maakt in de vrees dat er iets extreem xenofobisch wordt verkondigd. Die manier van titelaankondiging is een soort stemmingspeiling en ik ben iedere keer opnieuw blij te merken dat men het uitroepen van die twee woorden niet gepast vindt. Daarop volgt de geruststellende ontlading van het gedicht en is menigeen blij met de herkenning. De strofe 'de vogelvrije dichters' omlijstte ik deze nacht met een extra seconde stilte om hun bestaan te benadrukken.
Het fijne van het publiek op De Nacht van de Poëzie' is hun scherpe gehoor, hun aandacht en intelligentie. Al is het al ver in de kleine uurtjes: ze luisteren en de zaal is zo stil dat door die perfecte akoestiek ieders ademteug kan worden waargenomen en de aanwezigen zo de beste monitor vormen voor elk uitgesproken woord. Daardoor kan de poëzie zelf het werk doen en is er geen noodzaak tot verdere uitleg. Het 'veelkoppige monster, dat mij hopelijk zal mogen of gedogen' zoals ik een volle duistere zaal omschrijf, was deze keer in werkelijkheid een gigantisch knuffeldier. Na de laatste regel uit Geen Illegalen 'wie hier staat bestaat als feit' daverde het applaus los.
Met een korte knik naar alle kanten en als bij mijn debuut in Vredenburg met gebalde vuist ging ik weer richting catacomben. Voor ik uit zicht verdween knikte ik vanwege de mij overweldigende bijval nog naar drie kanten en zwaaide de zaal gedag. Het zat erop. Dat er mensen stonden zal wel zijn geweest omdat ze nu dit blok was afgesloten zich meteen wilden gaan vertreden.
Onderaan de trap van het podium merkte ik dat ik in minder dan zeven minuten uitgeput was en waanzinnig zweette. Ik hapte letterlijk naar adem en moest even tot mezelf komen. Slinken van zaalgrote naar normale proporties voor ik weer gewoon onder de mensen backstage kon mengen. Ik werd gecomplimenteerd door wie het had gezien en in de artiestenfoyer verontschuldigde men zich niet geluisterd te hebben maar daar wel het applaus goed te hebben kunnen waarnemen.
Ik nam een glas bier en prooste.
Na mij trad de mij nog onbekende dichter Kees van Domselaar op. Hoewel hij een ereplaats in het programma heeft als afsluiter die dus traditiegetrouw volgend jaar mag openen had ik met hem te doen. De hondenwacht is al laat maar na het laatste muzikale intermezzo als enige nogmaals de poëzie belichamen is een superprestatie. Zijn werk was waardig en mooi en hij bracht het met die typische onvergankelijke voorleestoon zo kenmerkend voor poëzielezingen.
Het is een timbre dat ik op de oudste voordrachtsopnamen uit audio-archieven heb gehoord, een toon er waarschijnlijk al ingebracht door generaties dominees die op hun beurt de melodie van priesters hadden overgenomen. De klank van het heilige woord.
Met de nog aanwezige dichters en hun genodigden borrelde ik na. Organisatrice van De Nacht' Anneke van Dijk ging rond met de borrelhapjes en het bier werd gratis. Na drie glazen vond ik het welletjes en keerde terug naar het water.
Programma-informatie in het Optreedarchief 25 Maart - Utrecht
Zie ook alhier verslag van 1983 in: Nacht Van De Poëzie
Fotoreportage door Mathilde µP: sfeerimpressie en portretten
Verslaggeving van de Nacht van de Poëzie 2006 elders op het web:
VPRO Boeken met diverse reportages en sublinks
Volkskrant, Trouw, 8Weekly, Rottend Staal, IngmarHeytze.nl (pdf), De wereld is voor Daan, Saslog, Tine Moniek, Meander, Algemeen Dagblad, De Stentor en De Recensent.