Diana Ozon | 12 Juli 2009Dag Simon!

Ik ergerde mij suf en stil zittend aan een tafeltje, in de zaal waar normaal woest de pogo werd gedanst, pende ik een gedicht op een bierviltje. Na afloop was er open podium en ik sprong direct achter de microfoon en fulmineerde mijn schrijfsel: ‘Fuck off, langhaardichters met jullie moeilijke taal…’(enz. 18 regels lang). Simon Vinkenoog beende zwierend naar het podium en verheugd riep hij met gespreide armen uit: ‘Kind, je bent mijn ontdekking!’ Ik beet hem toe dat ik mezelf had ontdekt, publiceerde in en optrad met mijn punkblad de KoekCrandt en al 3 bundels in eigen beheer had uitgebracht die al anderhalf jaar verkrijgbaar waren in de betere hoofdstedelijke boekwinkels. Simon liet zich door deze brutale opstandigheid niet uit het veld slaan en bleef verrukt.
Zelf herinnerde hij zich dit voorval later niet meer maar dateerde onze eerste ontmoeting op 1 mei 1980 op de Torensluis. Het Fuck off-gedicht, eerder gepubliceerd in KoeCrandt 31, mei 1979, stond toen al een maand afgedrukt in mijn 4e bundel De Tachtiger. Hij liep die avond van de 1e mei over de Torensluis naar de tent waarin we optraden onder aanvoering van de Duizenddichter Willem Berend H. Van over de brug hoorde hij een meisjesstem die enorm kabaal maakte; ‘een welluidende stem die klonk als een klok’ en hem aantrok. Toen ik 2 dagen later niet werd uitbetaald door de Duizenddichter nam Simon het ongevraagd voor mij op zodat ik alsnog de mij beloofde gage kreeg.
Op 6 mei 1980 namen Hugo Kaagman en ik de toen 51 jarige Simon Vinkenoog een interview af voor de Koekrandt. Enkele citaten:
‘…Ik ben zelf ook pionier, avant-garde, etc. Ik ben niet geïnteresseerd in het traditionele. Ik ga geen bestseller schrijven, ik ben een ich-erzähler, ik schrijf over dingen die mij gebeuren en ik ga ze niet verstoppen achter een hij en zij. (…) Ik ben op een eigen trip geraakt waarvan ik denk dat ‘t en wetenschappelijk en artistiek-poezie-cultureel-literair is en misschien religieus ook. Ik geloof dat de dingen samen kunnen gaan, tenslotte gaat het om hetzelfde: achter de waarheid van dingen kunnen komen. Te zien wat schoonheid is, vind ik van groot belang. (…) Je moet gewapend in het leven staan. Op je qui-vive. Echt leven is altijd op het scherp van de snede. Leven is vechten. Leven in deze tijd is zeker overleven. En meerdere mensen, die weigeren dus, die doen dat niet, die zijn bang voor de dood en bang voor alles en die zijn niet gemotiveerd. (…) “Kan het leven de dood overwinnen?” Ja, de dood is een volgend voorgeboortelijk stadium. We zitten 9 maanden bij onze moeder in het lichaam in een voorgeboorte en op aarde zitten we weer in een voorgeboorte. En hoe meer ik erover lees, hoe duidelijker dat toch wordt eigenlijk. Maar het zijn hele intuïtieve gevoelens die je nog niet kunt beredeneren. (…) “Hoe zie je hemel en hel?” De hemel en de hel zijn hier. Ik weet dat een heleboel mensen op deze aarde in de hel zitten en dat je ook in de hemel kan zijn. Er is nog steeds heel veel mooie natuur. (…) Ik heb altijd in een culturele revolutie geloofd. Ten eerste omdat kunst/cultuur veel belangrijker is dan de rest. Dat kunst eeuwig is, dat dansen, zingen, muziek maken, gedichten schrijven, entertainen, dat dat belangrijker is dan economie en staatssystemen die toch maar tijdelijk zijn. Terwijl de pijlers van de samenleving dat is wat de mens doet met de mogelijkheden die z’n zintuigen hem gegeven hebben.’ *
Dat eerste bezoek aan Simon was het begin van een vriendschap die met de jaren steeds hechter werd. We woonden zowat bij elkaar om de hoek. Hij op de Weesperzijde en ik aan de aangrenzende Sarphatistraat. Bijna dagelijks kwam ik in zijn huis waar het een zoete inval was. Ik sprong bij tijdens klusjes waar zijn vrouw Barbara en haar dochter Juana die hulp nodig hadden, kwebbelde met Talitha, speelde met de kleine Anna en kleuter Arthur, geinde met Alex en stelde hun vader vragen. Simon spuide zijn wijsheid, we discussieerden tot diep in de nacht en ik las zijn boekenkast leeg. Hij werd mijn geestelijk vader. Ik werd columnist ‘aardse zaken’ bij Bres en Simon onderwees mij hoe de puntjes op de I te zetten. In HP/de Tijd van 18-5-09 antwoord ik op de vraag: ‘Van wie heeft u het meest geleerd? Mijn ouders: zelfredzaamheid. Simon Vinkenoog: hoe op het podium te handelen.’ Ik heb oneindig veel meer van Simon geleerd naast de talrijke optredens die we samen hebben gedaan.
In 1982 bracht Bulkboek Simon samen met Jules Deelder, Bart Chabot, Casper van den Berg, Ton Lebbink, Herman Brand, Johnny van Doorn en mij uit onder de titel De Popdichters. In die hoedanigheid trokken wij door het land van jongerenhonken, literaire cafés, tot grote poppodia en festivals. Ik had na 5 bundels in eigen beheer inmiddels gedebuteerd bij een officiële uitgeverij. Dat kan allemaal wel self-made zijn maar aan Simon had ik een enorme kruiwagen, wat zeg ik een superlocomotief die mij flink op gang hielp. We bevolen elkaar telkens aan bij organisatoren. ‘Altijd de bal toespelen als die voor je voeten ligt,’ zei Simon. Na afloop van de optredens stopte het vervoer vaak op de Weesperzijde waar we nog wat nabeschouwden en voortborduurden op al wat ons bezig hield. Er werd natuurlijk ook geroddeld over ons en ons leeftijdsverschil van 30 jaar maar onze verhouding was zuiver platonisch. Simon: ‘Als ze niet met Hugo ging, had ik haar beslist het hof gemaakt.’ De laatste maanden dat hij op de Weesperzijde woonde, bracht hij mij heel galant richting huis. We fietsen langs de Amstel en voorbij het ‘Heinekentunneltje’ naast het Amstelhotel kon ik steevast de laatste twee blokken wel alleen volgens hem. Als ik omkeek, om nog even na te zwaaien, was hij altijd al in het niets opgelost.
Op een nacht droomde ik van Simon, een heel merkwaardige droom: hij was oud, tachtig of negentig en zat in een rolstoel met een geruite deken over zijn benen in een parkachtige omgeving. Hij werd geduwd door een jongere vrouw met donkerblonde krullen. Die vrouw was de kern van de droom: ze beschermde hem, was zijn alles en schermde hem af. Ook van mij: ik was niet meer zo dichtbij hem als nu. Er was iets voorgevallen en daar had die vrouw mee te maken. De volgende dag belde ik Simon gelijk om hem de droom te vertellen. Hij stond versteld! Ook hij had die nacht van mij gedroomd: ‘Je was ouder en ik moet zeggen, hoop niet dat je boos wordt, een flink stuk gezetter.’ Wat er verder precies was voorgevallen in de droom wist hij niet meer. We waren er beiden van overtuigd dat we ‘door een luik in de tijd’ elkaar in de toekomst hadden ontmoet in die collectieve droom. 'Zulke dromen zijn zeldzaam,' zei Simon. Verder was hij vooral geïnteresseerd in mijn beschrijving van de vrouw.
Enige tijd later zag ik de vrouw in werkelijkheid: Edith Ringnalda. ‘Ring van trouwring,’ jubelde Simon. Ze bleek precies tegenover het tunneltje te wonen. Vandaar dat Simon aldoor meteen was verdwenen: in de portiek van Edith. Vanzelfsprekend nam ik wat afstand van Simon, mij was duidelijk dat hij de ware had gevonden. Niet lang daarna trouwden ze. Boven de Heinekentunnel die Hugo Kaagman en ik toch al helemaal vol hadden gegraffitiëd, spoot ik met behulp van een ladder aan de vooravond van het feest: ‘Lang leve de bruid’. Die ochtend zag ze het vanuit haar raam en samen met een heel stel vrouwen trokken we onder de juichkreet door de tunnel naar het piepschuimvlot van Kaatje Hoekert die ons naar de Stopera voer.
De vriendschap was uitgebreid met Edith en na een paar jaar, waarin wij zomers gezamenlijk op Ruigoord kampeerden, vonden zij op een dag na een ongeluk (zonder persoonlijk leed) vanuit Ruigoord bij de garage waar Ediths auto werd opgelapt hun volkstuin. Het pad van de tuin paste precies in het beeld van mijn droom. Ook ik kwam in een nieuw leven, een lieve man, een mooie volkstuin en gezamenlijk met de Vinkenoogs gingen we de zonsverduistering in Noord Frankrijk bekijken door onze eclipsbrillen. Simon werd al wat strammer, begon last van zijn benen te krijgen maar zijn geest bleef ongehinderd vrij en fris. Toen hij overstapte naar Uitgeverij Passage in Groningen kwam ik op zijn voorspraak, en die van Bart FM Droog, ook bij dit fonds terecht. Bart zorgde ervoor dat Simon Dichter des Vaderlands ad interim werd toen Gerrit Komrij er vroegtijdig de brui aan had gegeven. Dankzij die functie kreeg Simon een computer en zijn webstek simonvinkenoog.nl zodat de hele wereld sindsdien kan meeleven en genieten van Simons veelzijdige en vitale bestaan. Natuurlijk bleven we feesten, dansen, optreden, schrijven en onze mond roeren. Ieder op z'n eigen stek.
Toen hij onlangs in het OLVG was opgenomen voor amputatie van een onderbeen werd Simon weer lichtend voorbeeld hoe vasthoudend, monter en wilskrachtig een oudere kan zijn. Ik belde Edith en zou hem de komende week gaan opzoeken in de revalidatie aan de Overtoom. Het is er niet meer van gekomen.
Een dag voor zijn overlijden ruimde ik ’s ochtends op mijn volkstuin gedachteloos het huisje op. ‘Ach Simon’, viel mij plotseling in, ’nou ben je bijna op de been en ineens kom je weer in het ziekenhuis.’ Ik zocht naar een aanleiding voor mijn gedachte van daarnet en memoreerde Ben Posset van One World Poetry die tijdens een ingreep een beroerte kreeg en overleed. s' Avonds ging ik na feest in het clubhuis van de volkstuin laat naar bed, keek op bed nog naar de cartoon Southpark op tv en rookte ondertussen een vette joint. Om 2:10 doofde ik de joint en voor het in slaap vallen schoot er een lichte bliksemstraal pijnloos van boven tot onder dwars door mijn schedel. Ik schrok, dacht dat ik een beroerte had gekregen en merkte dat ik mijn lichaam niet voelde. Misschien ben ik wel dood, dacht ik. Heel traag, stoned natuurlijk, werkelijk versteend, wist ik mij tegen Frank aan te rollen. Ik voelde zijn warmte. Dan kan ik niet overleden zijn, was mijn conclusie en viel in diepe roesachtige slaap. ’s Ochtends stond Frank als eerste zachtjes op, ik gaf een levensteken opdat hij wat meer geluid zou durven maken en hij zette de radio aan voor het nieuws. De eerste woorden die ik hoorde waren die over het overlijden van Simon Vinkenoog. Huilend kwam ik uit bed en beweeklaagde Edith maar meteen hierop zag ik Simon voor mij als een dansende derwisj in hagelwitte kleren met zwierende blouse en zwaaiende blonde haren die straalden in de zon die precies achter zijn hoofd stond. Simon gaat het goed!
Kop op en treur niet. Er is geen reden tot langdurig droeve stemming. Hij heeft zich hier een leven lang op voorbereid en is nu in nieuwe vorm geboren.
Een van Simons credo’s is: ‘Ga je goed tegemoet.’
.
Bezoek ook: simonvinkenoog.nl waar hij tot vlak voor zijn verscheiden al jaren vrijwel dagelijks zijn weblog bijhield.
*Het hele interview staat hier: Simon Vinkenoog - KoeCrandt
Simon Vinkenoog leefde, èn hoe, van 18-7-1928 tot 12-7-2009