Redactie | 04 Augustus 2009Hartspanne besproken

Het jonge meisje van weleer blijkt in `die Hälfte des Lebens` niet veranderd te zijn. De gedichten zijn kort, helder en soms rijmend. Ozon weet aan die simpele rijmen zon draai te geven dat het weer leuk wordt en treft. Herkenbare poëzie voor jong en oud. Jammer dat we hier de gedreven voordracht in mooi Nederlands moeten missen van `podiumdier` Diana Ozon.
Els van Geene
NBD/Biblion
.
Gekust door Herman Brood
Door Rob Schouten
Eerlijk gezegd kende ik het werk van Neerlands enige tegen de zon beschermde dichteres, Diana ozon dus, niet goed. Wel horen voordragen natuurlijk, op podia en tijdens performances, maar nooit goed gelezen. Eigenlijk lijkt ze me een soort pre-Maximaal, met haar wortels in de punk- en kraakscene maar met de roemruchte bloemlezing van die club deed ze niet mee, misschien omdat ze gek genoeg toch tot de ouderen gerekend wordt en eerder geassocieerd wordt met Vinkenoog, Deelder. Enfin, hoe staat haar poëzie er op papier bij, altijd een probleem immers bij die getogen podiumdichters? Nu, wat je er ook van wilt zeggen, Ozon verloochent haar afkomst en bedoelingen niet. Rechttoe rechtaan gedichten, zonder franje of esthetische pretenties; ‘Foto’:
Ik werd gekust door Herman Brood
voor de foto moesten we vrijen
hij stak zijn kop tussen mijn dijen
en wenste ons samen bloot
Het heeft wel iets grappigs, deze onbespoten gedichten waarvan je denk ik niet meer moet verwachten dan wat ze geven, oeremoties in de taal van iedereen.
In haar bibliografie zie ik trouwens dat er een flinke gaping bestaat tussen haar vorige bundel uit 2005 en het daarvoor vorige werk uit 1993; in de tussentijd bewoog ze zich als een van de eerste dichters uitgebreid op het internet, maar daarvan is zo te zien niet veel bewaard gebleven. Er lijkt mij dus sprake van een soort schriftelijke wederopstanding, die met Hartspanne bestendigd wordt.
De bundel gaat over liefde, de liefde en nog eens liefde, in het fietsenhok, op het strand, flirten, scheiden, oud, jong, you name it. ‘Zoenen kan ik niet alleen’, meldt de dichteres, maar opvallend bij zoveel Amor en Eros in de buurt is dat er zo weinig geneukt wordt, ‘Wel even neuzen//Heel voorzichtig/ dit is breekbaar/ je lippen raken/ nauwelijks de mijne.’ Nogal hoofs spul eigenlijk van deze voormalige punkdichteres.
Bron: Awater, zomer 2009
.
Punkdichteres is ook maar een mens
door Gerard Bes
Voor wie het eventjes zat is om het hoofd te breken over moeilijke poëzie, is de nieuwe bundel van Diana Ozon een aanradertje. Het motto al heeft niets duisters: 'k Geloof in het geluk van het leven' (Nahon, 1930). De lezer is gewaarschuwd.
Aan de dichteres (1959) hangt nog steeds een imago van beschaafde punk. Meteen het gedicht 'Punk' erbij gepakt:
Alle mevrouwen raken opgewonden van
zo'n jonge strijder in versleten zwarte jeans
met witte vingervegen van voorbije haarbleek
verf op kistjes waaraan men oude acties ziet
tegelijk kan zuipen, lullen en pogoën
die zich nog ergert aan bassist Sid Vicious
felle ogen heeft die door alles heen gaan en
ongebonden is aan wat dan ook bovendien
Geen raadselachtig vers. Daar valt performend mee te scoren, en performen is wat Ozon nog steeds graag en niet zonder succes doet.
Gewoon
Op papier bestrijkt ze in 34 gedichten lustig haar punkleventje: als kind op vakantie naar 'Callantsoog', dan 'Kalverliefde', 'Eerste kus', 'Ontmaagd' naar 'Scheiding' en nog verder: een mengeling van gewone feiten en de buitengewone werking die die feiten nochtans op de dichterlijke ik hebben. Dat gaat in zekere mate met een voor zich innemende onmacht gepaard: je krijgt de indruk dat er heftiger wordt beleefd dan in taal wordt gevat. Is dat al te menselijk of is het de beperking van haar dichterschap? Het is wel zo aardig om het op beide te houden.
Letterlijk zit die tegenstelling van gewoon en buitengewoon in 'Het stuk', de kanjer die de ik in de tram braaf op weg naar zijn vrouw ziet:
Gebeeldhouwde god
ik heb je ooit bezeten
nagenoten van toen
jij op je mooist was
Nooit samen ontbeten
we geloofden niet in de liefde
Ik roep je niet eens meer
nu je langs mij gaat
Buitengewoon
Pas het slotgedicht, 'Toekomst', formuleert tegen het lyrische aan de buitengewone wens te 'zien waar de goden hebben gevreeën/ dat samen nadoen', te 'zwemmen als koppel eeuwigen die niet/ lijden aan om het even welk einde' en samen te sterven 'op een dag/ elkaar nooit loslaten of vergeten'.
De bundel overstijgt beslist het niveau van een punkmeisjesdagboek, maar doet er hier en daar in de verte toch even aan denken. Niet dat dat tegen deze poëzie pleit, maar na lezing heb je wel weer trek in een moeilijk gedicht.
Bron: 8Weekly