Redactie | 04 Maart 2004Louis Lehmann NRC 12-12-1986
DICHTBUNDEL VAN DIANA OZON
Rock, rijm en redelijkheid
Diana Ozon: Hup de Zee. Uitg. In de Knipscheer, 58 blz. Prijs: f 17,50
Performing poet. Men vergeve mij, dat ik er geen Nederlands woord voor weet. Het is een vrij nieuwe term voor een begrip dat ouder is dan de literatuur. Literatuur is een parvenuterm die veel te veel geüsurpeerd heeft. Poëzie en proza zijn veel ouder dan litterae, wat letters betekent en vóór het gebruik van deze laatste was ieder dichter of prozaïst noodzakelijk performing. Ook na het opgaan van de woordkunde in de letterkunde, meenden vele schrijvers hun werken te moeten voordragen. In het Rome van het keizerrijk schijnen deze voorlezingen social events te zijn geweest, waar men elkaar zag. Of dit voorlezen een goed idee is, kan men tot op de huidige dag niet zeggen.
Bij mijn weten het eerste solide, subjectieve oordeel, over het vóór lezen van eigen werk door de auteur, komt van de marginale litteraat en vroegkomer op de drugscene: Thomas de Quincey. Hij hoorde Wordsworth en Coleridge hun eigen werk voordragen en zei dat ze dat deden: wailing lugubriously. Dit klinkt bekend voor een niet al te jonge 20ste-eeuwer. Dit werd lang gedaan door acteurs, die uiteraard andermans verzen voordroegen. Aan deze slechte gewoon te schijnt een eind gekomen te zijn.
Weer allang voor het uitvinden van het schrift was poëzie sterk gelieerd met muziek. Verzen werden zeer vaak gezongen. De troubadours maakten ingewikkelde en spitsvondige gedichten, die in onze tijd de niet zo eenvoudige lezer aanmerkelijk veel hoofdbrekens kosten, om op muziek gezet te worden, Ze zongen ze niet zelf, dat is een hardnekkig misverstand. Het zingen lieten ze over aan joglars, oftewel speellieden, die van lagere stand waren en geen kasteelheren, koningen en soms bisschoppen als zij zelf.
Maar, in de zweverige praat die poëzie helaas uitlokt, is vaak een verband gelegd tussen poëzie sec, en muziek. Ten onrechte, Bart Chabot voordragend klinkt niet als popmuziek. Poëzie krijgt pas iets te maken met muziek als er muziek bijkomt. Daar is veel mee geëxperimenteerd maar poetry and jazz is toch het enige daarin wat bekend gebleven is, met één uitzondering: Façade van Edith Sitwell met muziek van William Walton, die toen nog heel aardige muziek schreef (vraag: beïnvloed door Lord Berners?) waar de jazz overigens niet geheel vreemd aan was. In dezelfde jaren twintig, al weet deze bespreker niet voor of na Façade maakte Jean Cocteau met musici een echte poetry and jazz plaat. De rest is fifties en vroege sixties.
Men hoort van popdichters, maar nooit van poetry & pop of, zo men wil: poetry & rock. Dat is misschien niet geheel toevallig. In mensenheugenis is er niet zon literair genre van populaire muziek gehoord als Rock and Roll en wat daarmee samenhangt. Zo liet het zich in de jaren vijftig nog niet aanzien. De teksten van bijvoor beeld Little Richard en Elvis Presley waren behoorlijk sleets en zelfs de Beatles, die John Lennon in hun midden hadden, zongen in de geest van June en moon en ontrouw. Maar in de jaren zestig barstte de literatuur los. Hoe is niet precies te zeggen. Bob Dylan had er waarschijnlijk veel mee te maken, maar ook Frank Zappa en Joni Mitchell en de definitieve doorbraak lijkt wel het werk van voornoemde John Lennon.
Geenszins zou ik willen ontkennen de prosodische vaardigheid en het algemeen vernuft van populaire eerdere tekstschrijvers als Cole Porter of Ira Gershwin, maar moet wel opmerken dat deze altijd heilige koeienhoeders bleven. Ze moesten geloven aan de goede, oude tijd (Porter: Anything goes b.v.) en in hun teksten schuilen vele uitingen, die, zoals feministen terecht zeggen zeer rolpatroonbevestigend zijn (Gershwin: Someone to watch over me, b.v.). Men realiseert zich ook niet altijd hoe overweldigend veel bekende deuntjes geschreven zijn voor Broadway musicals, een genre waarin muzikaal en choreografisch vaak uitstekende prestaties zijn geleverd, maar dat niet uitmuntte door tolerantie van onalledaagse opinies en handelingen.
Hiermee is evenmin gezegd dat alle rockteksten meesterwerken zijn. Verre daarvan. Maar in vele kan men de individualiteit, casu quo dwarsliggendheid (deze kan ook hinderlijk dogmatisch zijn) vinden, zonder welke de literatuur ongenietbaar is. Ook het grootste deel van de algemeen te horen rockmuziek, hoe men die ook noemt, is sleur. Het heeft zelden ontbroken aan pogingen dáár verandering in te brengen. Eén van de welkome pogingen was punkrock.
Diana Ozon dreigt verpletterd te raken onder pogingen overzichten te geven. Zij wordt geacht uit de punkbeweging voort te komen. In hoeverre punk een hechte beweging was, is verre van zeker. Men zie alleen maar Dianas eigen conflicten met punks in het interview, dat zij gaf in De Groene van 15 oktober 1986. In ieder geval moet men punks prijzen voor punkrock, waarschijnlijk voor die voortreffelijke graffiti in een internationale stijl, die overigens veel te maken heeft met de art nouveau nouveau van de jaren zestig en zeker om het feit dat punk de media zo lang op een afstand heeft weten te houden. DJs waren bang voor Johnny Rydell. Maar nu is het toch gebeurd: Ethel Portnoy beschrijft het onder het hoofd mode in De Geklede Mens en kappers in Amsterdam beloven u een edel punk(!) kapsel te bezorgen.
Diana Ozon is in ieder geval een figuur in wat men in de jaren zestig de underground noemde, maar wat men het beste kan omschrijven als mensen die (nog) niet erg bekend zijn. Ze heeft echter een grote reputatie als performing poet en terecht. Zij heeft een merkwaardige virtuositeit om, met eenvoudige middelen of zonder hulp van muziek haar eigen gedichten zowel vocaal als visueel te accentueren. Zij was niet altijd virtuoos in haar taalgebruik. Net als de drappers en haar grote (m.i. ja) voorgangster Edith Sitwell, schreef zij korte rijmende regels. Niet altijd. feilloos. maar dat was meer te merken op papier dan bij voordracht. Dit betekent bijna altijd dat men rijmt volgens de Welshe bardische regel: een lettergreep met accent rijmt op één zonder. In alle andere talen, voorzover mij bekend, klinkt dat verkeerd, al zou het dat weer niet doen als men het zo consequent toepaste als deze Welshe barden.
Diana Ozon is een moraliste. Het woord moralist heeft een koude klank, ten onrechte. Er is de moraal, soms zeer onfatsoenlijk en er is moraal. Paul Léautaud noemde zich een moraliste à rebours; hij had het à rebours weg kunnen laten. Hij dacht blijkbaar aan DE moraal. Men heeft Diana Ozon vanaf een podium af punks kunnen horen vermanen vooral geen junks te zijn. Dit was rijmend en redelijk, maar helaas niet wat gedichten boeiend maakt. Wat maakt gedichten boeiend, en proza? Niemand weet het, maar men kan vermoeden dat een belangrijke, irrationele factor is: de obsessies van de auteur. Die kunnen de beelden geven die niemand anders kan doorgeven, maar ook zeer conventionele, en dat is weer de oorzaak van een volgende stap in het waarom?
Obsessioneel
Diana Ozons nieuwe bundel (er zijn er al verscheidene aan vooraf gegaan) heet Hup de Zee, een vrij geheimzinnige titel, die zij ook in haar interview niet geheel verklaart. Nieuws is er, niet zulke duidelijke vermaningen meer, geen rijm, maar een fantasie, hoogst persoonlijk en, zoals het hoort: obsessioneel. In vrij lange gedichten zet zij bizarre situaties neer. Soms vertelt zij verhalen, zoals van de wegenbouwer die het werk in de steek laat en gaat liften waarop het verhaal overgaat op de steentjes, opgegooid door een stoppende auto, die in zijn profiel meegaan, en hun minder alledaagse soortgenoten. Soms lijkt een gedicht duidelijk jeugdherinneringen mee te dragen zoals in De vreemde geur van halletjes die hangt in hun jas, in alles
En allen hebben de mensen
het een of ander voorwerp
dat daar al eeuwen hangt
Ik hoor de hond
achter de glazen tochtdeur blaffen
ben bang dat hij de deur open krijgt
door het glas springt en mij bijt
omdat ik in hun halletje sta
Er is het verslag van het ongeluk van een fan achter de schermen bij een poëzielezing. Het kon best waar gebeurd zijn (maar kan het?) Het is allemaal zeer stads. De metro voert de schimmen naar een dodenrijk in een typisch treurige buitenwijkzonsondergang. Er is ook een soort planetair gevoel.
Zo zou men kunnen noemen dat hoe groot de gebouwen in een stad ook zijn en hoe ver men ook reizen kan, men blijft altijd op een beperkteplaneet.
Althans, het moet op Aarde zijn
elders ben ik nooit geweest
Het is niet allemaal vlekkeloos. Soms gaat het te lang door: een personificatie van een gebergte bijvoorbeeld. Soms is er wat inexactheid in begrip en taalgebruik (microscopische microben, zijn ze dat niet altijd?) Maar het staat.
Het laatste gedicht is m.i. uniek, een grillig, en gruwelijk verhaal, dat uit een persoonlijke mythologie schijnt voort te komen, over Kleine Muizenman en Piet Vanderlande.
Vanderlande woont boven in de steeg
Hij steekt zijn kop uit het raam
Het touw heeft al ontelbaar vaak
het raamlood gehesen.
Originaliteit is het opmerken van een detail dat niemand anders opmerkt. Heeft kleine Muizenman iets te maken met de stripfiguur: Teddybeer op één lampepoot, in het underground tijdschrift Coeckrandt (red. Diana Ozon)?
Lange verhalen die wat tijd nodig hebben bij het lezen, geen rijm.
Hoe gaat het verder met Diana Ozons virtuoze performances? Er zijn plannen met muziek en men kan benieuwd zijn. Maar: voordracht is maar voordracht. Die kan soms enige technische tekortkomingen verhullen maar nooit een zinloze en onbenullige tekst goed laten klinken. Integendeel. Ook kan het, denk a het wailing lugubriously, een zinvolle en benullige tekst geheel vernietigen! Blijft lezen dus, als de, dingen u interesseren.
Bron: NRC Handelsblad 12-12-86
Zie: Hup De Zee
Meer: Media Over Ozon